Verhalen

Bestuur en rechtspraak Steden en staten Sittard

Een dorp wordt stad

'Ego Walleramus dominus de Monyoye et mater nostra, domina Elizabet …’ luidt de aanhef van de in het Latijn opgestelde oorkonde waarmee Walram heer van Monschau en zijn moeder Elisabeth in 1243 Sittard stadsrechten verleenden.
In de elfde eeuw waren rondom het Graetbos verschillende dorpen ontstaan, maar alleen Sittard ontwikkelde zich in de eeuwen daarna tot stad. Was dat toeval? 

 

Sittards stadszegel uit 1399 met stadspatroon Petrus, herkenbaar aan zijn sleutel. Hij rijst op achter een boog boven het Sittardse krulkruis, met op de uiteinden torentjes. De boog staat waarschijnlijk symbool voor de vestingwerken van de stad.

Een motte
Aan het einde van de elfde eeuw bouwde een lokale grondheer aan de oever van de Geleenbeek op een kunstmatig opgeworpen heuvel een versterkte woontoren. Van hieruit eigende hij zich op wettige en onwettige wijze, al dan niet met geweld, steeds meer grond, rechten en gezag (macht om te bevelen) toe. Langs de Oude Markt in Sittard is de verhoging van deze motte nog ten dele zichtbaar. Het pand op deze plek stond eeuwenlang bekend als  ‘Huis op den Berg’. Rond de motte met toren was een gracht gegraven van acht meter breed. Ernaast lag een voorburcht, ook met een gracht eromheen. Op de voorburcht stonden bijgebouwen, stallen en schuren. De bevolking uit de omgeving kon hier bij onraad een veilig heenkomen vinden. Op een steenworp afstand lag de kerk. 

Vrije impressie van Sittard rond het jaar 1100. Rechts de houten woontoren van de heer op een opgeworpen heuveltje (motte), omringd door een gracht. In het midden de voorburcht. Links de kleine nederzetting met een uit Maaskeien opgetrokken zaalkerkje, voorloper van de huidige Petruskerk.

Het relatief kleine territorium van de Sittardse landsheer kwam in handen van machtigere aristocraten uit de omgeving. In 1215 was hertog Hendrik III van Limburg de heer van Sittard, maar hij woonde er niet. Van de huidige provincie Limburg is Sittard de enige stad die ooit heeft behoord tot het oude hertogdom Limburg (rond het nu Waalse Limbourg-sur-Vesdre) waaraan onze provincie haar naam ontleent.
Omstreeks 1240 werd rond de twee kernen, de burcht van de heer en de kerk, een wal aangelegd. De kleine ovaalvormige versterking, omringd door een beek en gracht, kreeg voor het direct aangrenzende gebied steeds meer een centrumfunctie.

Stadsrechten
Een achterkleinkind van Hendrik III, Walram, woonde met zijn moeder Elisabeth van Bar wél in de burcht van de nederzetting Sittard. In 1243 gaf deze minderjarige stadsheer samen met zijn moeder Sittard stadsrechten. Walram verwierf hiermee de bijnaam 'de Goede'. Door de burgers enige vrijheden en voorrechten te schenken wilde Walram de plaats aantrekkelijker maken voor handelaren en ambachtslieden. Een welvarende stad zou zijn schatkist spekken. Tegenover de toegekende privileges stonden enkele plichten voor de burgers van Sittard. Zo waren ze verplicht er een wapenuitrusting op na te houden, de versterking te onderhouden en moesten zij hun heer volgen als deze ten strijde trok. De stadsheer zag de nederzetting Sittard dus in eerste instantie nog als een vesting. Hoe meer mensen er woonden, hoe meer hij er militair kon inzetten. Dat een stad belangrijk was voor een heer blijkt wel uit de reactie van de graaf van Gelre, rivaal van de hertog van Limburg, die niet veel later het nabijgelegen Nieuwstadt stadsrecht verleende. 

Tekening van de in 1718 vernieuwde grafsteen van Walram de Goede in de abdij te Val-Dieu bij Aubel. Op de oorspronkelijke, in 1683 bij een brand vernielde grafsteen stond, vrij vertaald: 'Een forse, knappe man en vrijgevig van aard, ligt hier Walram van Montjoie begraven. Deze was een monnik in zijn hart, al was hij een ridder naar zijn handelen.' Walram de Goede, die samen met zijn moeder Sittard stadsrechten verleende, was ook heer van het in de Eifel gelegen Montjoie (Monschau).
Van het stadsrechtprivilege van Sittard zijn alleen afschriften overgeleverd. Op deze pagina van het afschrift dat Johann Gottfried von Redinghoven rond 1700 vervaardigde zien we tekeningen en beschrijvingen van de zegels die toen nog aanwezig waren.
Bij zijn afschrift van het Sittards stadsrecht vermeldde Von Redinghoven dat het zegel van de minderjarige Walram 'gantz zerbrochen' was.
De verlening van het stadsrecht aan Sittard werd mede bezegeld door de oom van Walram, Hendrik IV van Limburg. Van diens zegel maakte Von Redinghoven deze tekening met beschrijving. Als naaste volwassen mannelijk familielid had hertog Hendrik waarschijnlijk een zekere voogdij (Geschlechtsvormundschaft) over de weduwe Elisabeth, de moeder van de minderjarige Walram. Door zijn medebezegeling stemde Hendrik in met het handelen van zijn zuster.

Stedelijke ontwikkeling gestimuleerd
Aan de beek waaraan Sittard lag liet de stadsheer een korenmolen bouwen, waaruit hij inkomsten trok. Allengs vestigden zich handelaren en ambachtslieden binnen de omwalling van Sittard. Rond 1275 vestigden zich ook bewoners buiten de wal. Een uitbreiding van de omwalling ten oosten van de bestaande kleine ovale stad was nodig. Aan het eind van de dertiende eeuw werd de oppervlakte van de stad door een ruim opgezette uitbreiding meer dan verdubbeld. Een nieuwe grote markt met markthal ging het nieuwe centrum vormen.

In 1299 werd de stedelijke ontwikkeling gestimuleerd door de stichting van een aan de Sint-Petruskerk verbonden kapittel, een gemeenschap van geestelijken. Voor de vestiging van de twaalf aan het kapittel verbonden kanunniken stond de stadsheer zijn gebied rond de kerk en de voormalige voorburcht af. De vestiging van de relatief rijke kanunniken stimuleerde niet alleen de lokale economie maar garandeerde ook goed onderwijs in de stad. Enkele kanunnikenhuizen en de tiendschuur waar hun graan werd opgeslagen, vind je nog terug in de oude stadskern. Voor de opvang van armen en zieken werd, ter hoogte van de huidige Michielskerk, een gasthuis met kapel gebouwd. 

Zegel van Walram de Rosse, heer van Sittard, ca. 1280-1302. Op zijn initiatief kreeg de stad in 1299 een kapittel, een gemeenschap van geestelijken. Dit was van grote betekenis voor de ontwikkeling van Sittard.
In het laatste kwart van de dertiende eeuw werd de vesting Sittard vergroot (het lichtbruine oppervlak). Deze uitbreiding bood tot diep in de negentiende eeuw voldoende ruimte om de bevolking te huisvesten en tal van economische, religieuze, sociale en culturele activiteiten te ontplooien.
Sittard en omgeving omstreeks 1805. De stad was nog grotendeels omringd door een dubbele gracht en had nog dezelfde omvang als aan het eind van de dertiende eeuw.

Handels- en vestingstad
Sittard ontwikkelde zich tot een handelsplaats en een regionaal centrum. Deze ontwikkeling was mede te danken aan Sittards ligging aan een oost-west verbinding tussen Vlaanderen en Keulen. In de loop van de veertiende eeuw, toen Sittard de hoofdplaats was van een klein territorium, kreeg het stadje een mergelstenen ommuring. Er waren vier poorten: aan de westzijde de Limbrichterpoort, aan de noordkant de Leeuwenberg-Broekpoort, aan de oostzijde de Putpoort en in het zuiden de waterpoort  't Sjteine Murke. Het belang van Sittard blijkt ook uit het feit dat de stadsheren eigen munten uitgaven en zich lieten begraven op het priesterkoor van de Sint-Petruskerk. 

De belangrijkste oost-westverbinding tussen Keulen en Antwerpen liep via Aken en Maastricht. Een andere belangrijke handelsroute liep over Roermond. Tussen deze twee wegen lag een route via Sittard, dat zich mede hierdoor kon ontwikkelen tot een stadje met een regionale functie
Met zo'n 1300 inwoners binnen de vestingwerken was Sittard in de Late Middeleeuwen een aanzienlijke 'Kleinstadt' in het Duitse rijk. Er deed zich een concentratie voor van handel en nijverheid, de basis voor stedelijke welvaart.

In 1494 ging Sittard effectief deel uitmaken van het hertogdom Gulik. Op zijn beurt vormde Gulik een deel van een alsmaar groter wordend Rijnlands landencomplex, dat zich op zijn hoogtepunt uitstrekte van de Zuiderzee tot voorbij Monschau en Bonn. Binnen dit landencomplex was Sittard een militair-strategisch belangrijke grensplaats. De status van vestingstad was gunstig voor de stedelijke ontwikkeling van Sittard, omdat dit hertogelijke investeringen in de vestingwerken garandeerde en daarmee ook voor directe en indirecte werkgelegenheid zorgde.

Deze schets van Sittard uit 1538 was waarschijnlijk een plan voor de modernisering van de vestingwerken. De schets geeft, ondanks enkele onjuistheden, een redelijk beeld van de stad aan het einde van de Middeleeuwen.
Overzichtskaart van het Guliks-Gelders-Kleefse landencomplex waarvan Sittard rond 1540 deel uitmaakte.
Fort Picard aan de Paardestraat tijdens de afbraak in 1920.
In het voorjaar van 2014 werd bij de Deken Tijssenstraat een deel van de veertiende-eeuwse mergelstenen ommuring blootgelegd. De heren van Sittard hadden in die tijd als heer van het aan de Maas gelegen Ravenstein veel tolinkomsten. Dat geld investeerden ze waarschijnlijk in hun thuisland / stad (Sittard).

Door bewust beleid van opeenvolgende stadsheren en de gunstige ligging aan een handelsweg tussen Keulen, de handelsmetropool aan de Rijn, en Antwerpen, Europees knooppunt van de kustvaart, ontwikkelde de vestingstad Sittard zich tot een bestuurlijk, economisch en religieus centrum.

Peter Schulpen

 

Voor meer informatie zie:

Dietmar Flach, ‘Herrschaftliche Gliederungen im Sittarder Raum.  Fragen nach Sittardse Herkommen aus dem Reichsgut des Maaslandes’, in: Sittard, uit bronnen geput, band 1 (1993) 48-73.

Severin Corsten, ‘Die Herren von Sittard bis 1400’, in: Sittard, uit bronnen geput, band 1 (1993) 75-95.

Bert Thissen, ‘Het oudste stadsrechtprivilege van Sittard’, in: Sittard, uit bronnen geput, band 1 (1993) 96-154.

A.M.P.P. Janssen en P.B.N. van Luyn, ‘Straten en banen. Sittard in de schriftelijke overlevering van de veertiende en vijftiende eeuw’, in: Sittard, uit bronnen geput, band 1 (1993) 155-177.

Stephan Weiss-König en Marion E.N. Aarts, ‘Landschap en bewoningsgeschiedenis rondom de stadskern van Sittard. Plangebieden Zitterd Revisited en Het Domein’, in: Historisch Jaarboek voor het Land van Zwentibold 33 (2012) 156-161.

Peter Schulpen, ‘Een nieuwe hypothese over de ommuring van Sittard’, in: Historisch Jaarboek voor het Land van Zwentibold 34 (2013) 33-42.

Laatste nieuws