Monumenten

Religieus Munstergeleen Gemeentelijk monument

GM112a Munstergeleen - Abshoven 33 en 35 : Klooster en Kapel

Klooster met kapel naar ontwerp van Johannes Kayser (1842-1917). Kapel in neo-gotische stijl en naastgelegen klooster c.q. zusterhuis in overeenkomstige stijl maar met neorenaissance kenmerken. Gedeeltelijk afgebrand in 1995 en in 2012-2013 gerestaureerd.  

Locatie: Munstergeleen, Abshoven 33 en 35
50° 58' 6" NB, 5° 50' 57" OL

Gemeentelijk monument: 112a
Kadaster: MSG00-D-1290

Bouwstijl: neo-renaissance (klooster c.q. zusterhuis) 

Bouwhistorie: Op het terrein van de huidige kapel en het klooster was in de middeleeuwen een pachthoeve van de abdij van Val-Dieu. De hoeve wordt voor het eerst in archivalische bronnen genoemd in 1253 en ging in 1283 over in het bezit van de abdij van Val-Dieu. Uit een oorkonde van 31 mei 1299 blijkt dat de hoeve in eerste instantie werd bewoond door monikken van Val-Dieu. Vanaf 1337 worden delen van de grond en later ook de hoeve verpacht. In 1692 komt het beheer van de hoeve weer in handen van monniken, die echter niet steeds aanwezig zijn. Omsteeks 1716 vindt een grote bouwcampagne plaats, waarbij ook het huidige zogenaande abtshuis wordt gebouwd in opdracht van abt du Bois van Val-Dieu. Anders dan dat de naam doet vermoeden, was het abtshuis geen woonhuis van de abt en was het complex geen kloosterabdij maar een boerderij met herenhuis dat ten dienste stond van de abdij van ValDieu. Bij de bouw van het abtshuis werden delen van oudere bouwwerken (kelders) geïncorpereerd.  Met de komst van de Fransen werden alle geestelijke eigendommen geconfisceerd, zo ook Abshoven. Aan het begin van de negentiende eeuw werd de hoeve bewoond door welgestelde particulieren, die in de eerste helft van die eeuw de Engelse tuin in het huidige park lieten aanleggen. In de loop van de negentiende eeuw volgen verschillende families elkaar op als eigenaar of gebruiker van de hoeve. In 1901 werd het complex verkocht aan de Franse Congregatie van de Dienaressen van het Hart van Jezus, welke vanwege geloofsvervolging uit Frankerijk was gevlucht. De kloostergemeenschap wijdde zich aan de opvoeding van jeugdigen en de verzorging van zieken en bejaarden. De neo-gotische kapel werd tussen 1908 en 1910 ten oosten van het boerderijcomplex gebouwd, naar ontwerp van Johannes Kayser. De nonnen droegen omstreeks 1950 vooral de zorg voor weeskinderen, waarvoor in de jaren zestig een aantal paviljoens in het omringende park werd gebouwd (inmiddels gesloopt). Deze zorgtaak werd later overgenomen door professionele jeugdhulpverlening. Het kloostercomplex staat sinds het begin van de jaren negentig van de  twintigste eeuw leeg. In 1995 brandde het complex af. Van de oorspronkelijke hoeve resteert op dit moment alleen de ruïne van het abtshuis. De schuuren stalvleugels (XVII-XVIII) die oorspronkelijk een carré vormden aan de zuidzijde van het abtshuis zijn omstreeks de eeuwwisseling afgebroken. Het klooster (zusterhuis) en de kapel zijn recent gerestaureerd.  

Exterieur: Het object is gelegen in een landschappelijke omgeving. Het betreft een vrijstaand gebouw op ruime verkaveling, terugliggend van de rooilijn. Ten noorden van het kloostercomplex is een groot park, waarin de restanten van een Engelse tuin aanwezig zijn, die daar in de negentiende eeuw is aangelegd. Ten oosten van de voormalige pachthoeve loopt een historische allee over het voormalige kloosterterrein. Deze allee begint bij de Geleenbeekstraat en eindigt in het park.  Het complex bestaat uit een kapel met sacristie en links daarvan het voormalige klooster c.q. ‘zusterhuis’, dat via een tussenlid was verbonden met het achtergelegen herenhuis, het voormalige abtshuis van de hoeve. Dit tussenlid is inmiddels verdwenen. De kapel heeft een kruisvormige plattegrond evenwijdig aan de weg, met een smaller koor met driezijdige sluiting aan de noordoostzijde. Ten zuidoosten van het koor is een éénlaags sacristie op rechthoekig grondplan met een plat dak. Aan de noordwestzijde is een lange, éénlaags gang parallel aan het schip en het koor. De gang gaf toegang tot de kapel vanuit het zusterhuis. Het schip van de kapel is gedekt door een zadeldak met steekkappen vanaf de topgevels van de transeptarmen. Dit dak en de topgevels zijn bij de brand ingestort, maar recent met nieuwe materialen hersteld. Het lagere koor heeft nog steeds een zadeldak, met een driezijdige afsluiting aan de noordzijde. Het zusterhuis aan de zuidzijde van de kapel is twee bouwlagen hoog en heeft een L-vormig grondplan, met een (oorspronkelijke) tweelaags uitbouw aan de zuidzijde. Het bouwdeel had oorspronkelijk een zadeldak, evenwijdig aan de weg aan de voorzijde, en een zadeldak haaks op de weg aan de achterzijde. In de hoek van de L-vorm is een hoge klokkentoren op vierkant grondplan, voorzien van een hoog tentdak. Aan de zuidwestzijde is een (jonger) éénlaags trafogebouwtje, dat bij de recente restauratie is gesloopt.  De daken van het schip van de kapel, het zusterhuis zijn bij de brand in 1995 verwoest, maar bij restauratie in 2012 met een moderne constructie hersteld. De dakconstructie van het koor van de kapel en het tentdak van de toren van het klooster waren nog in tact en zijn behouden gebleven. Deze daken zijn bij de restauratie opnieuw voorzien van natuursteen leien. Het klooster c.q. zusterhuis is bij de restauratie gedekt met zwarte keramische pannen. Het dak is rondom voorzien van een bakgoot die rust op het uitkragend metselwerk van de onderliggende gevels. De topgevels zijn afgedekt met natuursteen.  Op de koorsluiting van de kapel is de dakkapel behouden gebleven. De dakkapel is voorzien van een nieuw houten luik met originele gesmede scharnieren en de uitstekende daktop is voorzien van een piron. Aan weerszijden van het schip van de kapel zijn bij de restauratie twee nieuwe dakkapellen aangebracht overeenkomstig de bestaande dakkapel van het koor. Ook op het noord-westelijke dakvlak van het klooster c.q. zusterhuis is een dergelijke nieuwe dakkapel aangebracht.  De voorgevel van de kapel is opgetrokken in rode baksteen met gele bakstenen speklagen, gemetseld in kruisverband en voorzien van een knipvoeg. Aan de linker zijde zijn twee verticale traveeën, afgebakend door steunberen en afgesloten door een decoratieve, uitkragende bakstenen gootlijst in rode en gele baksteen. De traveeën worden gescheiden door hoge steunberen, die verjongen naar boven toe en waarvan de sprongen in het metselwerk afgeschermd worden door hardstenen, schuin aflopende dekstenen. Beide  traveeën hebben een hoge sokkel, waarboven een horizontale waterlijst is, gemetseld met geglazuurde stenen. Daarboven is in iedere travee een hoog, smal lancetvenster. De vensters zijn omlijst met rode, geglazuurde stenen, in de boog afgewisseld met gele bakstenen. Ze waren oorspronkelijk gevuld met glas-in-lood. In de linker travee is in de sokkel de toegangsdeur naar de kapel. De deuropening wordt afgesloten door een gemetselde segmentboog uit gele en rode baksteen. Rechts naast de twee smalle traveeën is een brede topgevel van de oostelijke transeptarm, die slechts licht uitsteekt ten opzichte van de rest van de gevel. Ook dit geveldeel heeft een hoge sokkel, afgesloten door een waterlijst van geglazuurde stenen. Daarboven is een vijfvoudig lancetvenster, waarvan de vijf ramen oplopen in hoogte van buiten naar binnen. De dagkanten zijn opgebouwd uit rode, geglazuurde stenen, in de bogen afgewisseld met gele bakstenen. De hoge topgevel is na de brand afgetopt, maar werd oorspronkelijk bekroond door een hardstenen pinakel. De gevel is bij de restauratie in 2012 gereconstrueerd. Op de hoeken van de topgevel zijn wederom naar boven toe verjongende steunberen met hardstenen afdekplaten. De gevel van het koor is aan de oostzijde verdeeld in twee smalle traveeën, waaraan de drievoudige sluiting aansluit. Het koor heeft een iets lagere, blinde sokkel dan het schipgedeelte. Daarboven is in iedere travee een smal lancetvenster, waarin glas-in-lood gevat is. In enkele vensters van het koor was na de brand nog de originele, vroegtwintigste-eeuwse glas-inloodramen aanwezig, zij het in beschadigde vorm. De vensteropeningen zijn nu voorzien van blank glas. Het glas in lood zal in na restauratie worden teruggeplaatst. De traveeën van het koor worden gescheiden door verjongende steunberen met hardstenen dekplaten. De gevel wordt afgesloten door een decoratieve gemetselde gootlijst. De sacristie aan de oostzijde van het koor is opgetrokken in rode baksteen met gele speklagen en heeft twee rechthoekige vensters. In de plint van de kapel zijn nieuwe gevelopeningen aangebracht.  De voorgevel is opgetrokken in rode baksteen met gele bakstenen speklagen, gemetseld in kruisverband en platvol gevoegd. De gevel heeft een gemetselde plint en wordt aan de bovenzijde beëindigd door een decoratieve, gemetselde gootlijst in gele en rode baksteen, overeenkomstig de kapel. De gevel bestaat uit vier vensterof gevelassen. Op de begane grond zijn drie hoge vensters en een toegangsdeur, op de verdieping vier hoge vensters. Boven de vensteropeningen zijn decoratieve, tweekleurige segmentbogen gemetseld. De oorspronkelijke vensters met houten kruisramen in neorenaissance stijl zijn na de brand verwijderd en met de restauratie gereconstrueerd. De vensteropeningen zijn voorzien van geprofileerde, hardstenen onderdorpels. De deur op de begane grond, in de tweede gevelas vanaf het noorden, heeft een bovenlicht.  De klokkentoren is opgetrokken in rode baksteen met gele spekbanden en heeft een gemetselde, uitkragende gootlijst. Aan de noorden zuidzijde zijn onder de dakrand twee gekoppelde lancetvensters met hardstenen onderdorpel en horizontale lamellen.  

Abshoven (voormalig klooster) Munstergeleen (FKG)
Abshoven (voormalig klooster) Munstergeleen (FKG)
Abshoven (voormalig klooster) Munstergeleen (FKG) interieur
Abshoven (voormalig klooster) Munstergeleen (FKG)
Abshoven (voormalig klooster) Munstergeleen (FKG) interieur

Bijzonderheden: Het siermetselwerk van de gevels en de nog aanwezige glas-in-lood ramen, de leibedekking, smeedijzeren ornamenten en oorspronkelijke dakkapellen op het dak, de nog resterende gewelven van de kapel.  

Wat is HIS?

HIS staat voor Historische Impuls Sittard-Geleen-Born en vormt de eerste drie letters van ‘historie’. HIS is de digitale geschiedenisbeschrijving van de gemeente Sittard-Geleen. Het is een initiatief van de Vereniging Sittards Verleden en is inmiddels ‘geadopteerd’ door de Federatie Historie Sittard-Geleen-Born.

Lees verder >