Verhalen

Zorgen en narigheid Tijd van wereldoorlogen Geleen Grevenbicht Limbricht Obbicht & Papenhoven Sittard

Holocaust in de Westelijke Mijnstreek

Een feestje in Sittard in het jaar 1941; een gezellig samenzijn, spelende kinderen op straat. Niets bijzonders zou je zeggen, behalve dan dat het op film is vastgelegd. Maar schijn bedriegt, want het filmpje getuigt van het dagelijkse joodse leven in onze streek, juist in een periode die steeds donkerder en dreigender werd. We zien hoe Isaac (Iesje) Wolff thuis in de Landweringstraat te Ophoven zijn bar mitswa viert (vergelijkbaar met de katholieke eerste communie). Tientallen familieleden en rabbijn Van Blijdenstein met zijn vrouw zijn te gast en nemen, getooid met papieren hoedjes, deel aan het feestmaal.

Isaac Wolff op de dag van zijn bar mitswa, in oktober of november 1941. (Foto bewerkt van filmpje).
Op 8 november 2014 werd door Gunter Demnig de Stolperstein voor Isaac Wolff en negen andere bewoners voor het huis Landweringstraat 15 Sittard gelegd. Naast Isaac, vader Herman, moeder Rozette en broer Benjamin woonden er ook de grootouders van moederszijde en vier andere mensen.

[film: Bar mitswa van Isaac Wolff]

Enkele maanden later werd het grootste deel van de mensen die we op het filmpje zien op transport gesteld en vermoord in Duitse concentratie- en vernietigingskampen in het oosten van Europa. De overigen volgden in het voorjaar van 1943, onder wie Iesje en zijn familie, die kort respijt hadden gekregen omdat vader de lokale voorzitter van de Joodse Raad was. Van slechts zeven van de feestgangers is bekend dat zij de Holocaust hebben overleefd.

Bloeiende gemeenschap
Sittard kende eeuwenlang een bloeiende joodse gemeenschap, met een synagoge in de Molenbeekstraat en later de Plakstraat, en een eigen begraafplaats op Fort Sanderbout en later aan de Dominicanenwal. Van tijd tot tijd waren er wrijvingen en incidenten tussen de katholieke meerderheid en de joodse minderheid, maar over het algemeen leefden ze in goede harmonie samen.

Gedurende de jaren 1753-1853 was de Sittardse synagoge te vinden in dit huis aan de Molenbeekstraat. In 1965 werd het pand gesloopt. De foto is van omstreeks 1930.
De zilveren jat en kiddoesjbeker van de Sittardse joodse gemeente. De jat werd gebruikt om bij het voorlezen uit de Thora de tekst aan te wijzen, waarmee werd voorkomen dat de kostbare perkamenten rol met de vinger werd aangeraakt.

Dit was ook zo bij de kleinere joodse gemeenschappen in Limbricht, Grevenbicht, Obbicht, Susteren, Beek en Urmond het geval. De contacten waren zo goed dat de kapelaan van Grevenbicht in 1843 meende zijn beklag te moeten doen over de tè vriendschappelijke verhoudingen.

Emancipatie en integratie
Sinds de emancipatie van de joden onder het Franse bewind (1794-1814) raakte de joodse gemeenschap steeds verder geassimileerd. Joodse mensen werden actief in lokale schutterijen en muziekgezelschappen, in carnavals- en sportverenigingen. De assimilatie ging zó ver dat in de vroege twintigste eeuw vanuit joodse hoek geklaagd werd dat de joden van Sittard hun geloofsrichtlijnen verzaakten en tijdens feesten niet-koosjer eten nuttigden. Overigens kende de joodse gemeenschap ook eigen organisaties, zoals een toneelgroep, damesvereniging en zangkoor.

De synagoge in de Plakstraat omstreeks 1932, met rabbi Nathan Bernhard van Blijdenstein.
Zangvereniging Hallelujah omstreeks 1912, verkleed voor de opvoering van een toneelstuk ter gelegenheid van de feestdag 'Vreugde der Wet' (Simchath Tora) ter afsluiting van het Loofhuttenfeest. Staand: Paula Hertzdahl-Salm, Guus Goldstein, postbeambte Cleven (niet-joods), Joseph Hertz, Jules Soesman, Charles Hertzdahl, Salie Hertzdahl en Selma Rutten-Hertz. Zittend: Alex Hertzdahl, Henriette Horn, Billa Weisenbeek-Hertzdahl, Alfred Horn, Juul van Menk-Hertzdahl en Frits Salm.
De basis voor het succesvolle kledingbedrijf Wolf & Hertzdahl, met vestigingen in heel Zuid-Limburg, werd gelegd door de Sittardse joodse ondernemer Karel Hertzdahl (1859-1898). Adolf Wolf (1874-1974) trouwde in 1900 met de weduwe van Karel Hertzdahl, Rosalie Souweine. Hij gaf in 1933 architect Wielders opdracht een nieuw winkelpand te bouwen in de Limbrichterstraat.
Chanoekafeest in Sittard rond 1930. Bij dit joodse feest in december wordt een negenarmige kandelaber (chanoekia) ontstoken. Koster Sallie Hertz is hier verkleed als 'Sint Chanoeklaas', een bij Nederlandse joden niet ongebruikelijk variatie op Sinterklaas. De gefotografeerde kinderen en volwassenen zijn op drie na vermoord in Duitse concentratiekampen. De chanoekia wordt bewaard in het Erfgoedcentrum Museum De Domijnen.

De verregaande integratie heeft mogelijk een rol gespeeld bij het noodlot dat de joodse gemeenschap hier trof tijdens de Duitse bezetting. Velen konden zich eenvoudigweg het gevaar niet voorstellen, vluchtten niet en doken niet onder. Dat lag anders bij de joodse gemeenschap in Geleen, die grotendeels bestond uit Duitse joden die pas in de jaren 1930 naar Nederland waren gekomen, en die de dreiging van het Nazibewind al aan den lijve hadden ondervonden.

De families Goldsteen-Mendel en Bloemendaal-Eichel, buren aan de Tunnelstraat in Geleen-Lindenheuvel, op oudejaarsavond 1936. Het gezin Bloemendaal-Eichel had familie in de Verenigde Staten wonen en kon vlak voor de Duitse inval daarheen emigreren. Van de familie Goldsteen overleefde alleen zoon Carl (onder het wandbord). Vanwege tuberculose verbleef hij in een kliniek en kon daar onderduiken. Carl trouwde in 1948 en emigreerde naar Canada. (Fotocollectie Museumsverein Synagoge Staudernheim e.V).
Het gezin Croonenberg uit Grevenbicht bestond uit vader Arthur, moeder Helena en hun dochters Julienne en Erna. De vader van Arthur (niet op de foto) woonde ook bij hen. Zoals zoveel andere joden uit onze streek werden ze vermoord in Duitse concentratiekampen.
Philip Wolf met zijn in 1939 geboren dochter Roosje. Philip was in 1938 uit Gerderhahn naar Limbricht gevlucht en hier getrouwd met de in Keulen geboren Carola Schwarzschild. Het echtpaar woonde op de hoek Molenstraat - Bovenstraat. Zij namen Philips neefje Josef Rubens en Carola's moeder Rosa Schwarzschild-Hirsch in huis. De hele familie werd in 1943 gedeporteerd.

Holocaust
In de zomer van 1940 werden in Geleen en Sittard ruiten ingegooid van joodse winkels, die door de Duitsers tevoren beklad waren met de waarschuwing ‘Jüdisches Geschäft’. De uitsluiting begon met haatpropaganda, de verplichte registratie van joden, hun verwijdering uit publieke functies, het weren van joodse kinderen uit het onderwijs (september 1941) en het onteigenen van winkels en bedrijven. Ook volgden steeds meer beperkingen van bewegingsvrijheid: joden werden verbannen uit het verenigingsleven en uit openbare gelegenheden zoals parken en zwembaden; ze mochten uiteindelijk zelfs niet meer fietsen of de bus nemen.

In De Limburger van 15 juli 1940 verscheen dit bericht over de vernieling van ruiten van joodse winkels in Sittard. Uit overgeleverde dagrapporten van de politie blijkt dat Duitse militairen verantwoordelijk waren voor deze vernielingen. Dit werd niet vermeld in de persberichten.
Joodse inwoners werden door de bezetter steeds meer geïsoleerd. Vanaf 14 april 1942 waren de Markt en het Stadspark voor hen verboden gebied. Per 1 mei waren joden verplicht in het openbaar zichtbaar de gele Jodenster te dragen.

In mei 1942 werd de beruchte Jodenster verplicht en in juli begonnen landelijk de deportaties naar Auschwitz. Toen de katholieke kerk daartegen protesteerde werden op 2 augustus 1942 alle katholieken van joodse afkomst opgepakt; de ongehuwden onder hen werden gedeporteerd en een week later in Auschwitz vergast. 

Op 25 augustus 1942 moesten de meeste joodse mannen tussen de 18 en 60 jaar zich met vrouw en kinderen melden voor ‘werkverruiming in Duitsland’. Ze werden na een keuring en registratie in Maastricht naar Westerbork getransporteerd en vandaar binnen enkele dagen op de trein naar Auschwitz gezet. De mannen werden bij Kosel, 80 kilometer voor Auschwitz, uit de trein gehaald om in werkkampen dwangarbeid te verrichten. De vrouwen en kinderen werden merendeels meteen bij aankomst in Auschwitz vergast. Een deel van de opgeroepen gezinnen wist aan deze deportatie te ontkomen, vooral dankzij doktersverklaringen. In november 1942 werden bij een nachtelijke razzia in Sittard en elders alsnog gezinnen opgepakt en weggevoerd. 

Huwelijk in 1920 van Louis van Dam uit Eindhoven met de Sittardse Esther (Sophie) Silbernberg. Na enkele jaren in Eindhoven kwamen Sophie en Louis in 1924 naar Sittard met zoon Guus en dochter Roos. In Ophoven werd in 1929 Mimi geboren. Van 1930 tot 1939 woonde het gezin op het Jubileumplein in Lutterade-Geleen. Daar zijn Stolpersteine gelegd voor Louis van Dam en zoon Guus. Sophie en haar dochters overleefden in de onderduik.
Familiefoto uit 1935 van de bar mitswa-viering van Oscar Horn uit Sittard. De dertienjarige Oscar staat midden in de groep; achter hem zijn ouders; naast hem zitten zijn grootouders. De familie werd bij de razzia op 11 november 1942 opgepakt en weggevoerd. Oscar en zijn oudere broer Paul (rechts naast hun vader) moesten in Auschwitz dwangarbeid verrichten. Ze stierven na enkele maanden. Zus Sientje (vooraan zittend op de grond) was direct bij aankomst in Auschwitz vergast.
Groepsfoto voor de Sittardse synagoge tijdens het Poerimfeest, circa 1940. Poerim valt in het vroege voorjaar en werd als een soort joodse variant van carnaval gevierd met verkleedpartijen. Zittend rechts rabbijn Nathan van Blijdestein. Alle volwassenen en bijna alle kinderen op de foto zijn vermoord.

In april 1943 werd het verblijf van joden in de zuidelijke provincies geheel verboden. De overgebleven joden (hoofdzakelijk bejaarden en mensen met een tijdelijke vrijstelling) werden weggevoerd naar kamp Vught. De meesten van hen werden in de drie navolgende maanden in Sobibor vergast, onder wie rabbijn Nathan van Blijdenstein. Hem was een schuiladres aangeboden, maar hij wilde zijn gemeenteleden niet in de steek laten.

Herdenken en overlevenden
Na de oorlog meldden zich nog maar vijf mensen als lid van de joodse gemeente Sittard, die daarmee niet meer zelfstandig kon voortbestaan en na een fusie met Beek in 1954 samenging met de joodse gemeente Maastricht. In 1949 herdachten de overlevenden hun omgekomen gemeenteleden met de oprichting van het monument dat tegenwoordig in de Stadstuin staat. Tegen de gevel van het voormalige gemeentehuis van Geleen werd in 2012 een plaquette onthuld ter nagedachtenis aan de gedeporteerde joodse medeburgers. In 2014 startte de Stichting Stolpersteine Sittard-Geleen met het plaatsen van herdenkingssteentjes voor alle omgekomenen in de stoep voor de huizen van waaruit zij waren weggevoerd.

Op 8 november 2014 werden de eerste tien Stolpersteine van Sittard-Geleen gelegd voor het woonhuis van de vermoorde familie Wolff-Koopman aan de Sittardse Landweringstraat 15. De bedenker en ontwerper van de Stolpersteine, de Duitse beeldend kunstenaar Gunter Demnig, legde zelf de eerste steentjes.
Het monument voor de familie Wolf-Schwarzschild in Limbricht, op de hoek van de Bornerweg en de Beekstraat. Op aandringen van vroegere speelkameraadjes van de gedeporteerde twee kinderen en dankzij de inzet van heemkundevereniging De Lemborgh werd in 2013 het monument geplaatst in de tuin van woonstichting Vitaal Wonen. Op de plek van het monument bevond zich tijdens de oorlog het huis van de familie Schrijen, die het gezin onderdak verleende nadat hun huis was gevorderd door de NSB-burgemeester.(Foto en copyright Vic Hendriks).
Op 25 augustus 1942 werd vanaf het raadhuis in Geleen een twintigtal joden door de nazi's weggevoerd. Ter herinnering aan deze zwarte dag werd op vrijdag 24 augustus 2012, zeventig jaar na dato, een plaquette aan de gevel van het voormalige gemeentehuis onthuld.
De plaquette aan het raadhuis van Geleen werd ontworpen door kunstenaar Appie Drielsma. Het initiatief kwam van Gelener Arno Bemelmans en kon worden gerealiseerd met steun van de Werkgroep Interkerkelijk Kringenwerk Geleen.
Op de begraafplaats van Einighausen, gelegen aan het Kirkhofsteegske, zijn op het monument voor de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog de namen te lezen van zes joodse en drie andere inwoners. Het jongste slachtoffer, Helja Lichtenstein, was twee jaar. Dankzij een initiatief van een groep inwoners van Einighausen en de ondersteuning van het kerkbestuur kon dit monument op 4 mei 2012 worden onthuld.(Foto en copyright Vic Hendriks).
In 1995 werd door Ellie (Elfrieda) Topel-Claessens Langs de Beek in Obbicht dit monument onthuld, dat herinnert aan de in de Tweede Wereldoorlog omgekomen leden van de familie Claessens. Ellies broers Albert en Jozef en haar man Max Harmsen stierven in een Duits kamp. Later hertrouwde Ellie met Simon Topel. Ellie overleed in 2008 op 97-jarig leeftijd in Amsterdam.(Foto en copyright Vic Hendriks).
In de Weidomstraat te Grevenbicht staat een monument ter nagedachtenis aan families Croonenberg en Steinberg. Bij het monument is een plaquette geplaatst met de tekst ‘Vernietigd in de Holocaust maar blijvend in herinnering. Families Croonenberg en Steinberg 1942-1943’. Het monument werd in 1995 gerealiseerd op initiatief van stichting Oranjecomité Grevenbicht en Heemkundevereniging Bicht.(Foto en copyright Vic Hendriks).
In de Stadstuin van Sittard staat sinds 1994 het joods monument, dat herinnert aan de ongeveer 160 joden uit Sittard en omgeving die tijdens de Tweede Wereldoorlog werden weggevoerd en vermoord.(Foto en copyright Vic Hendriks).
Het joods monument werd ontworpen door de firma Laudy in opdracht van de overlevenden van de joodse gemeente Sittard, en in januari 1949 onthuld op de joodse begraafplaats bij de Dominicanenwal. Toen de begraafplaats werd opgeheven, verhuisde het monument samen met de joodse graven naar een hoekje op de algemene begraafplaats in Vrangendael.(Foto en copyright Vic Hendriks).

Het aantal vermoorde slachtoffers uit onze gemeente:
Sittard: 114 (tegen circa 20 overlevenden)
Geleen: 37 (tegen circa 30 overlevenden)
Limbricht: 10 (geen overlevenden)
Grevenbicht: 7 (geen overlevenden)
Obbicht: 1 (tegen 2 overlevenden)

Na twee jaar onderduik bij de familie Musolf aan het Julianaplein 8 in Sittard proefde Alexander Hertzdahl op 18 september 1944 weer de vrijheid.
De in 1934 te Sittard geboren Herman Silbernberg overleefde de oorlog. Nadat zijn ouders waren opgepakt, vluchtte hij met zijn zusje naar België. De ‘oorlogsavonturen’ die hij als Joodse jongen meemaakte, maar ook 'de banaliteit van het alledaagse tegenover de afgrond van het ondenkbare - de Shoah', verwerkte hij in het rijk geïllustreerde boek: 'Jochie ... je moet er trots op zijn'.
Voor zijn boek 'Jochie ... je moet er trots op zijn' schreef Herman Silbernberg niet alleen de tekst, hij vervaardigde er ook tientallen tekeningen voor. Dit is een levendig tafereel in de Sittardse synagoge vóór de deportatie.
Na de bevrijding maakte de Amerikaanse legerrabbijn Chapman de Sittardse synagoge weer gebruiksklaar. Herman beseft dat hij het enige nog aanwezige kind is: 'ik haal mijn vuist uit m'n zak, open mijn hand en gooi de knikkers keihard tegen de grond'.

Enkele mensen waren kort voor of tijdens de bezetting uit Nederland geëmigreerd of gevlucht; over hun lot bestaat niet altijd duidelijkheid.
Onder de weinige overlevenden van de concentratiekampen bevonden zich:
Isedoor Sassen uit Sittard.
Ellie Harmsen-Claessens en haar vader Leo Claessens uit Obbicht.
Gerta Baum-Kaufmann uit Geleen.
Henriette Moses-Baum met haar kinderen Lore en Kurt Moses uit Sittard.

Hermien Zondervan achter de kinderwagen en rechts Roosje Silbernberg, beiden met Jodenster, zomer 1942 in de Voorstad te Sittard. Roosje en haar broer Herman overleefden in onderduik maar verloren hun ouders.
Adele Kaufmann-Zilversmit met dochters Henny en Marga rond 1940 in hun achtertuin aan de Rijksweg Centrum in Geleen. De licht gehandicapte Henny overleefde doordat ze hele oorlog in het Heerlense ziekziekenhuis verborgen werd gehouden. Na de oorlog werd ze door een oom en tante opgevangen. (Bron foto: Gershon Goldsteen).

Ironie
In onze gemeente hebben ettelijke joodse onderduikers van elders overleefd. Er bestond met name in Geleen een netwerk van voornamelijk gereformeerde gezinnen waarin tientallen joodse kinderen schuilden. In de haven van Born werden joden verborgen op het schip van de familie Zwaans.
De ironie wil dat toen de Duitse machthebbers in 1943 Limburg 'Judenfrei' verklaarden, er meer joden in Limburg verbleven dan ooit tevoren: naar schatting vonden meer dan tweeduizend joden (veelal uit andere provincies afkomstig) hier een veilig heenkomen in de onderduik.

Wil Brassé

 

Voor meer informatie over dit onderwerp zie:

Jean Knoors, ‘Joden te Grevenbicht’, in: Historisch Jaarboek voor het Land van Zwentibold 3 (1982) 65-79.

J.C.G.M. Jansen, J.M. Lemmens, D.I. van Gelder, J.M.G. Aussems, 'De Holocaust (1940-1944) en de laatste jaren (1944-1954)', in: Joods Beek, een geschiedenis van drie eeuwen joods leven in een Limburgse plattelandsgemeente, Wat Baek os bud 15 (1991) 93-128.

Jean Knoors, "... dat er in de gemeente Grevenbicht geen joden meer wonen." (1995).

Herman Silbernberg, Jochie... je moet er trots op zijn. Spelend de oorlog door (1995). Heruitgave Jochie... je moet er trots op zijn. De oorlogsavonturen van een joodse jongen (2008).

Nathan Wijnperle en Jac Lemmens, Zou ik het willen overdoen? Het levensverhaal van een joodse overlevende (1996).

Harrie op den Kamp, ‘De joodse familie Claessens te Obbicht’, in: Jaarboek HV Bicht 5 (2007) 31-38.

Annelies en Herman van Rens, ‘Limburg is judenfrei. Jodendeportaties uit Limburg tijdens de Tweede Wereldoorlog, een drama in drie bedrijven’, in: Publications de la Société Historique et Archeologique dans le Limbourg (2008) 135-158.

Wil Brassé, Jac Lemmens, Joep Offermans en Harry Strijkers, De vergeten joden van Geleen, 1920-1950 (2012).

Herman van Rens, Vervolgd in Limburg - Joden en Sinti in Nederlands-Limburg tijdens de Tweede Wereldoorlog, Maaslandse Monografieën 76 (2013).

 

Naar website Stichting Stolpersteine Sittard-Geleen

Laatste nieuws