Verhalen

Brood op de plank Televisie en computer Born

Van DAF naar VDL Nedcar (en verder?)

‘De regering heeft besloten dat met ingang van 1 april 1966 de mijn Maurits zal worden afgebouwd, waarbij een betrekkelijk korte termijn van drie jaar zal worden nagestreefd.’ Deze historische woorden sprak de minister van Economisch Zaken Joop den Uyl tijdens zijn toespraak op 17 december 1965 in de Stadsschouwburg van Heerlen waarin hij de sluiting van de mijnindustrie in Limburg aankondigde.

Op 7 december 1965 kondigde de minister van Economische Zaken Joop den Uyl in de Stadsschouwburg van Heerlen de sluiting van de mijnen aan. (copyright DSM, www.demijnen.nl)

De onheilstijding van de sluiting van de staatsmijn Maurits trachtte de minister met goed nieuws te verzachten: ‘vervolgens is de regering van oordeel geweest, dat het noodzakelijk was dat op korte termijn een nieuwe grote industriële eenheid zijn plaats zou vinden in Zuid-Limburg. En ik ben buitengewoon gelukkig geweest met het initiatief van Staatsmijnen en de N.V. Van Doorne’s Autofabrieken [DAF] om te komen tot de oprichting van een grote personenautofabriek hier in Zuid-Limburg.’ Deze in het kader van vervangende werkgelegenheid opgerichte personenautofabriek van DAF werd in Born gevestigd. Met een inbreng van 66 miljoen gulden werden Staatsmijnen mede-eigenaar van het concern. Oud-mijnwerkers van de Maurits in Geleen konden bij de DAF-fabriek in Born aan de slag.

Van pientere-pookje-auto naar Volvo
Een industrieterrein van 150 hectaren, gelegen aan spoor-, water- en autoweg, werd in Born bouwrijp gemaakt. Medio 1966 waren de voorbereidingen voor de bouw van de DAF-fabriek in volle gang. Het complex kreeg een vloeroppervlak van 70.000 vierkante meter. Al in juni 1967 draaide de fabriek in Born als assemblagebedrijf voor de DAF 44. De DAF-personenauto was zijn tijd ver vooruit: de bestuurder hoefde dankzij ‘het pientere pookje’ niet zelf te schakelen. Vooruit of achteruit, meer keuze was er niet. Het handig pookje was de voorloper van de huidig geliefde automaat. Rond 1970 werd hier door jongeren en moderne lui nog lacherig over gedaan; het werd gezien als een hulpmiddel voor oude en onhandige mensen die niet zouden kunnen schakelen. 

Door de sluiting van de mijnen werd het minder druk op het spoor in Limburg. De NS'ers waren blij dat de DAF haar auto's over het spoor, en niet over de weg, transporteerde. Zo bleef een deel van de werkgelegenheid behouden.
Op 27 juni 1968 waren 1350 werknemers en genodigden er getuige van hoe koningin Juliana, geassisteerd door de gebroeders Van Doorne, met het 'handige pookje' de Daf-fabriek in Born in werking stelde.
De Daffodil werd niet door iedereen als een volwaardige auto beschouwd. Toch leverde de fabriek in Born met de productie ervan een flinke bijdrage aan het nationaal zelfbewustzijn: Nederland had toch maar mooi een eigen autofabriek!
De omschakeling naar werk aan de lopende band in de DAF-fabriek viel veel mijnwerkers zwaar. Werken onder de grond was iets anders dan auto-onderdelen monteren. Aan het fysiek zware, gevaarlijke maar ook 'kameraadschappelijke' werk in de mijn ontleenden de koempels hun trots en status. Dit vond je in Born niet.
Naast de productie van personenauto's werden in Born nog lange tijd DAF-trucks geassembleerd.
Tussen 1968 en 1974 werden de DAF-modellen 33, 44, 55 en 66 geproduceerd.
De assemblagelijn.
Later verlieten de personenwagens de fabriek ook over de weg. Het internationaal transportbedrijf Intramast, gevestigd op het industrieterrein Sluisweg te Born, heeft heel wat auto's naar de diverse distributeurs gebracht.
Een van de laatste DAF-auto’s gemaakt in Born. Volgens een kenner al in de Volvo-kleur. (Foto: Max de Bruijn)

filmbeelden over de opening van de autofabriek in Born, 1968

Op 27 juni 1968 werd de DAF-fabriek door koningin Juliana officieel geopend. De werving van personeel verliep echter lastiger dan gedacht. Het werk aan de lopende band had weinig aantrekkingskracht voor arbeiders die het ruige werk in de mijn gewend waren. DAF moest zijn werknemers overal vandaan halen, tot in Marokko toe.

In de jaren zeventig ging het Zweedse Volvo in de fabriek participeren. In 1975 had dit concern al 75 procent van de aandelen in bezit. DAF’s Car Divisie heette voortaan Volvo Car BV. In hetzelfde jaar rolde in Born ook de eerste Volvo van de band. Na de toetreding van Mitsubishi uit Japan kreeg het concern op 1 december 1991 de naam NedCar. Aandeelhouders waren de Nederlandse Staat, Volvo Car Corporation en Mitsubishi Motors Corporation. Begin 1999 werkten er 6650 personen, waarvan 1000 op afroepbasis. In april 2001 werd Mitsubishi volledig eigenaar van de fabriek. Er werden nu drie automobielmodellen gemaakt, ongeveer 150.000 Volvo’s en 120.000 Mitsubishi’s.
Vanaf 2004 bouwde men in Born voor DaimlerChrysler de Smart ForFour. De productie van de Volvo’s werd verplaatst naar Gent. NedCar was een zelfstandige autofabrikant geworden die op een bepaald chassis verschillende merken en types in opdracht kon bouwen. 

Volvo nam de fabriek in Born over toen DAF bezig was met de ontwikkeling van een model in de middenklasse. Het Zweedse merk richtte zich traditioneel op het duurdere marktsegment en had een naam op het gebied van veiligheid en degelijkheid hoog te houden.
Een werknemer van de Volvo-fabriek Born werkt aan de Volvo 340 (1983). (Marcel Antonisse, Nationaal Archief, collectie Anefo).
Een inkijkje in de Volvo-fabriek in Born anno 1986. (Rob Bogaerts, Nationaal Archief, collectie Anefo).
In de loop der jaren gingen steeds meer vrouwen aan de slag in de autofabriek van Born.
Werknemers bij het verlaten van het fabrieksterrein (1983). (Marcel Antonisse, Nationaal Archief, collectie Anefo).

Doostart naar VDL
Als gevolg van de in 2008 ingezette wereldwijde financiële crisis liep de vraag naar nieuwe auto’s in Europa sterk terug. In februari 2012 liet Mitsubishi weten dat NedCar vanaf 2013 geen nieuwe modellen meer zou produceren. In een tijd van hoge werkloosheid dreigde het ontslag van de circa 1500 overgebleven medewerkers van de al sterk afgeslankte autofabriek in Born. Onder begeleiding van minister van Economische Zaken Maxime Verhagen werd koortsachtig gezocht naar een overnamekandidaat. Mitsubishi was bereid het bedrijf voor het symbolische bedrag van één euro te verkopen aan een partij die ook het personeel zou overnemen. Dit moest wel binnen een jaar gebeuren.
In juli 2012 werd bekend dat de VDL-groep uit Eindhoven NedCar wilde overnemen, om er vanaf medio 2014 voor het Duitse BMW Mini’s te gaan bouwen. Rijk en Provincie gaven beide een investeringssubsidie van 3,25 miljoen en een garantiestelling van 25 miljoen euro. De gemeente Sittard-Geleen stelde 750.000 euro beschikbaar om het NedCar-personeel ‘werkfit’ te houden door hen tijdelijk elders onder te brengen. Op 16 november 2012 liep de laatste Mitsubishi van de band. NedCar vroeg collectief ontslag aan voor alle werknemers onder behoud van een baan- en terugkeergarantie bij de productiestart van de Mini.

De opvallende reclame 'Born to be wild', langs de A2 bij VDL-Nedcar. In de fabriek werd, naast de 'wilde' Mini, ook de BMW X1 gebouwd. (foto en copyright Vic Hendriks).

filmbeelden over heropening van de autofabriek, 2014

Na achttien maanden ombouwen werd op 17 juli 2014 de vernieuwde fabriek van wat sindsdien VDL Nedcar heet door koning Willem-Alexander officieel geopend. Het nieuws van de opening werd overschaduwd door het neerhalen van het vliegtuig MH17 in Oekraïne waarbij alle 298 inzittenden, onder wie 193 Nederlanders, omkwamen. 
De opening betekende dat alle 1500 werknemers konden terugkomen en er nog extra personeel moest worden geworven. De laatste jaren werden verschillende modellen Mini’s en BMW’s in Born gebouwd en telde de fabriek gemiddeld zo'n 4000 medewerkers. Onder de slogans ‘Strength Through Cooperation’ en ‘Creating Tomorrow Today’ werd geprobeerd nieuwe klanten binnen te halen.

Het stoppen van de autoproductie in Born was het voorpagina nieuws van De Limburger op 16 februari 2024. (Geplaatst met toestemming van het MEDIAHUIS Limburg, 28-02-2024)
De Limburger ging in de uitgave van 16 februari 2024 onder andere in op de geschiedenis van de autofabriek. (Geplaatst met toestemming van het MEDIAHUIS Limburg, 28-02-2024)
De Limburger ging in de uitgave van 16 februari 2024 onder andere in op de geschiedenis van de autofabriek. (Geplaatst met toestemming van het MEDIAHUIS Limburg, 28-02-2024)

Einde van een tijdperk?
'Einde van een tijdperk' kopte De Limburger op 16 februari 2024. Die dag rolde de laatste auto van de band. In 2019 was nog, met een order voor de productie van elektrische auto's in het vooruitzicht, een groot aangrenzend terrein gekocht voor de bouw van een tweede fabriek. Voor de realisatie hiervan werden in 2022, ondanks fel verzet van actievoeders, de bomen van het in de achttiende eeuw aangelegde Sterrebos gekapt. Maar de plannen van VDL Nedcar werden doorkruist door een ontwikkeling in de Europese auto-industrie waarbij gevestigde merken hun productie gingen concentreren in de eigen fabrieken en nieuwkomers zich bij voorkeur vestigden in landen met lagere lonen, minder regelgeving en meer overheidssubsidie. 
Tienduizenden mensen, van ongeveer zeventig nationaliteiten, hebben in Born hun brood verdiend met de bouw van zo'n zes miljoen auto's. Gelukkig sloot de fabriek in een tijd dat er veel vraag was naar personeel.  VDL Special Vehicles, 'een duurzame partner in brede mobiliteit', heeft zijn intrek genomen in het enorme gebouwencomplex. Of er nieuwe productielijnen worden opgestart zal de toekomst uitwijzen.    

 

Harry Strijkers, René Lauwers en Peter Schulpen

Voor meer informatie zie:

Uitgave Tijdschrift Daf magazine juli-augustus 1971.

Voor een reportage over de overgang van mijngang naar lopende band van Andere Tijden.

De Limburger, 16 februari 2024

Laatste nieuws